woensdag 3 februari 2016

Grote mond ...

“Jij mόét naar mij luisteren. Ik zeg wat jij moet doen.” Met mijn voet stop ik de voetbal die naar mij toe rolt. Ik kijk het kereltje aan, tien jaar oud. We zijn buiten aan het voetballen. Hij staat achter en wil niet dat ik in het doel ga staan. Ik kijk hem aan, “Pardon? We luisteren naar elkaar, je mag wat aan mij vragen.” Hij begint te trillen, “Ben je boos, zijn we vriendjes?”
Hij is vooral erg druk, met hem naar buiten gaan vinden ouders het belangrijkste voor nu. Hij kan zijn energie kwijt, ik kan hem beter leren kennen. Deze vent heeft de afgelopen tien jaar genoeg meegemaakt. Een lief mannetje met een hele grote mond. Ik benoem dat ik het niet leuk vind, schreeuwen is niet nodig als ik dichtbij sta. We zijn nog geen vriendjes, ik ken je pas kort, wel vind ik je aardig. Hij knikt, we kunnen verder spelen. Opboksen tegen twee grote broers is het minste van al zijn problemen. Beschermd voelen door het gezin waar je in opgroeit is erg belangrijk voor de verdere ontwikkeling. Ik merk dat hij zich groot maakt, verschuilt achter het gebruik van moeilijke woorden, schreeuwen en schelden. Maar als het er op aan komt, grijpt hij snel mijn hand voordat we oversteken.